maandag 14 november 2011

"BAAS" JAN DE HAAN MET PENSIOEN






“Baas” Jan de Haan met pensioen:

“In journalistiek ook grenzen”

(Van een onzer verslaggevers)


“Kijk, als leed en tragiek wervingsmiddelen worden voor een krant, vind ik dat héél erg.Dan zit er iets fout. Dat is het bedrijven van een commercie, die over lijken gaat. Er zijn voor mij duidelijk grenzen aan het brengen van een mooi verhaak. Die grenzen worden bepaald door menselijke factoren. Op een gegeven ogenblik moet een journalist zich durven en ook kunnen terugtrekken,”Dit zegt Jan de Haan, in het Groninger journalistieke leventje bekend als “Baas”de Haan. Enkele dagen geleden is hij 65 jaar geworden en hij heeft een punt gezet achter een journalistieke loopbaan van 45 jaar.

Jam de Haan, in 1906 geboren in Boornbergum, zou onderwijzer worden. Zover is het nooit gekomen. Direct na zijn studie raakte hij verzeild in de journalistiek. Eerst was hij redacteur bij het Friesch Dagblad. Na de bevrijding werd hij chef – redacteur. In 1947, stapte hij over naar de Nieuwe Provinciale Groninger Courant in Groningen, in 1962 naar Trouw. Drie jaar later was hij chef – redacteur van de noordelijke editie.

Vijfenveertig jaar in de journalistiek en De Haan heeft er geen moment spijt van gehad. In die jaren is er enorm veel veranderd,

Baas de Haan over zijn begintijd: “Vroeger speelde de ideologie een veel belangrijker rol dan nu. Vele kranten waren toen min of meer politieke pamfletten. In de verslaggeving kwam dat ook tot uiting. De kranten hebben nu qua lezerskring een veel breder draagvlak. De verslaggeving is zakelijker geworden. Een goed .ding

Vroeger was het zo dat vrijwel alle politieke partijen en groeperingen een eigen krant of orgaan hadden. Dat bracht het nadeel dat je trachtte de andere groep een hak te zetten. Dat is volgens mij ook een van de belangrijkste oorzaken dat de christelijke provinciale pers vrijwel is verdwenen. Men is nooit toegekomen aan de uitbouw. Ze raakten achterop en tja nog één stapje verder en je ligt er uit”.

De Haan verder: “Toen ik begon was het een kwestie van een zo breedvoerig mogelijke rapportering. Van selectie en opmaak was nauwelijks sprake. De journalistiek van nu is gebaseerd op essentie. Als je even verder redeneert kun je zeggen: de lezers moet voldoende hebben aan een kop.

Van de journalist wordt vooral deskundigheid en zakelijkheid gevraagd. Bovendien moet hij werken binnen de formule van zijn krant. Ik wil daarmee heus niet zeggen dat hij niet geëngageerd mag zijn. Een goed journalist is dat altijd. Maar tegelijk duikt er een moeilijkheid op. De journalist zal naar eigen betrokkenheid en interesse een selectie uitvoeren. Dat is een gevaarlijk kantje. Je hebt immers ook rekening te houden met lezers die anders denken”.

Baas De Haan heeft het over een gulden regel. Met veel nadruk: “Je moet altijd voor ogen houden dat achter het nieuws de mens schuil gaat. Schenenschopperij siert de mens niet”.
Dan maar geen kritische begeleiding meer?

De Haan fel: “Hoe kom je er bij? Natuurlijk! Waar het om gaat is de visie. Die kun je aanvallen, maar de mens moet je buiten schot houden.” De krantenwereld is danig in beroering en volgens oud- journalist De Haan is het einde nog niet in zicht. Volgens hem zet de schaalvergroting zich door. “Waarom bouwen ze in het centrum van het land niet één grote krantenfabriek. Zo’n technisch centrum – wat een besparing op allerlei terrein – zegt niets ten aanzien van de redacties. Ze kunnen volledig zelfstandig blijven opereren. De kranten behouden ook hun eigen identiteit.”

Laatste vraag aan Baas de Haan: zal de televisie de krant in de toekomst verdringen?

Hij denkt even na en dan: “Nee dat zie ik niet zitten. Afgezien van de enorme investeringen geloof ik niet dat de televisie in staat is het lezende publiek weg te vegen. Bovendien zit de televisie vast aan de zendtijd. Voor de krantenlezer bestaat dat probleem niet. Hij kan zich op de hoogte stellen, van alles wanneer hij dat wil”

Uit “Het Nieuwsblad van het Noorden”
5 januari 1972


EEN JOURNALIST HOUDT ERMEE OP

Jan “baas” de Haan
Gaat misschien weer
Kinderboeken schrijven

“Het is een proces, maar het voltrekt zich te langzaam. Op één of andere manier zullen we er voor moeten zorgen met elkaar te kunnen samenleven. Want dat is nog altijd niet gelukt”. Het te proberen is voor Jan de Haan (65) één van de meest wezenlijke dingen in het leven. We zijn een middag lang op een rustig plekje met hem gaan praten, want deze week neemt “baas” De Haan, zoals de meeste mensen in Groningen hem kennen, afscheid van de journalistiek. Een vak, dat hij niet minder dan 45 jaar lang “met veel liefde” heeft uitgeoefend. En, waarschijnlijk dank zij die grote liefde, ook serieus. Hetgeen er toe leidde dat hij bij sommige gelegenheden de “meest integere journalist van het noorden” werd genoemd. Een eretitel waar hij allesbehalve blij mee is.

Met “baas de Haan” kan je uren praten, hij heeft ook zo veel meegemaakt. De laatste jaren, vanaf 1962, werkte hij voor “Trouw”, dat de christelijke Nieuwe Provinciale Groninger Courant opkocht. “Een moeilijke tijd. Mijn grootste zorg was de redacteuren aan het werk te houden of een andere baan voor hen te vinden”. Hij was toen, nadat de hoofdredacteur naar Utrecht was vertrokken, als chef – redacteur de verantwoordelijke man en later maakte de directie van Trouw hem nog hoofdredacteur, totdat de Nieuwe Provinciale definitief ophield te verschijnen en de abonnees het landelijke ochtendblad in de bus kregen. Uit die tijd stamt ook de aanduiding “baas”. Een collega noemde hem als chef altijd “boss” en dat werd later vertaald. Aan het begin van die zestiger jaren had De Haan er al meer dan dertig jaar in de journalistiek op zitten.



FRIES

Het begin van z’n carrière, die zich in alle stilte voltrok, lag in Friesland. Het kan ook moeilijk anders als je in Boornbergum geboren bent. Jan de Haan werd in Sneek opgeleid voor onderwijzer, “In die tijd werd er – net als nu  - bezuinigd op het onderwijs. De klassen werden groter en ik kwam moeilijk aan de slag. Achteraf heb ik maar geconcludeerd dat ik niet tot de besten behoorde”.

Het speet hem echter dat hij, als zoon uit een arbeidersgezin, geen financiële bijdrage kon leveren om het z’n ouders een beetje gemakkelijker te maken. Begin 1926 had het Friesch Dagblad echter een verslaggever nodig en “waarom eigenlijk niet?”, dacht De Haan. Toen hij uitgenodigd werd voor een onderhoud met de hoofdredacteur bleek hij die al te kennen.

Piet Brouwer, al geruime tijd ziek, lag n.l. thuis voor het raam en schreef zijn bijdrage op een plankje. Het huis stond in dezelfde straat waar Jam de Haan naar de kweekschool ging. Brouwer kon hem gebruiken en voor tien gulden per week nam De Haan de benoeming aan, na eerst behoorlijk op zijn “gereformeerdheid”getest te zijn.
In 1941. toen Hendrik Algra hoofdredacteur was, werd het voor redactie en directie van het Friesch Dagblad moeilijk. “Wij wensten niet een nationalistische spreekbuis te worden en moesten wel een keuze maken”, zegt De Haan nu. Uit een door hem tijdens de oorlogsjaren geschreven boekwerkje “Niet Geknecht” lezen we iets van wat de mensen van het Friesch Dagblad er toe bewoog de verschijning stop te zetten, zolang de Duitsers het in ons land te zeggen hadden. Al vrij kort nadat de bezetting een feit was geworden, wat het de Duitsers bekend dat de redactie van het kleine Friese blad zich tegen hen keerde. Vooral de artikelen van hoofdredacteur Algra waren de bezetter een doorn in het oog. Om het ergste te voorkomen verschenen de “columns” na een tijdje niet meer en vertegenwoordigde De Haan het Friesch Dagblad. Op maandag 19 mei 1941 verscheen – voorlopig – het laatste nummer.

“We konden en we mòchten niet anders. Dat gaf in de dagen die op de bewuste dinsdag (toen het blad dus niet meer uitkwam) volgden, rust, alhoewel we met pijnigende zekerheid wisten dat we de Duitse repliek niet op zich zou laten wachten. We bepaalden ons op het bureau tot enkele liquidatiewerkzaamheden. Onze journalistieke arbeid behoorde, zolang ons land zuchtte onder de donkere schaduw van het hakenkruis, tot verleden. Een verkwikking in de drukkende spanning was even de montere stem van Hendrik Algra aan de andere kant van de telefoonlijn te horen. Hij sprak zijn vreugde uit over onze houding. Ook de zichtbare instemming van onze lezers betekende steun in die dagen”.

BOEKEN

Tot zover De Haan’s geschiedschrijving. In de moeilijke jaren die volgden, zette hij zich aan het schrijven van boeken. Kinderverhalen en een oorlogsboek met de veelzeggende titel: Het geweld onttogen” Het is de draad die Jan de Haan straks, als het allemaal weer wat rustiger is geworden, misschien weer opneemt, “Als ik zie wat de jonge mensen nu interesseert en hoor welke taal ze spreken, denk ik: “Wat kun jij ze nu nog te vertellen hebben”. Maar proberen kan ik het natuurlijk wel”.Hij lacht en steekt de zoveelste sigaret op. Een geluksvogel, veel van zijn collega’s halen de streep waar hij nu staat, niet.


JOURNALISTIEK NU.

Na nog talrijke herinneringen uit het verleden te hebben opgehaald, komen er vanzelf op de vraag hoe hij de journalisten en hun producten nú bekijkt. Wat De Haan het de meeste zorg vervult is de zgn, “geëngageerde journalistiek”.
Voor hem een gevaarlijke weg : want het geeft de journalist de mogelijkheid zijn subjectieve visie te spuien”. Wat iemand dan werkelijk gezegd of gedaan heeft, doet in zo’n verhaal opeens minder ter zake. “Het zuurdesem van vroeger werkt door. Ik ben opgevoed in de oude school, waar één van de grondregels was: alles zo eerlijk mogelijk weergeven. Daarnaast kwam dan het commentaar”. Als De Haan dan zegt: “Ergens moet een journalist bezield zijn van de gedachte exact weer te geven wat er gezegd of  gebeurd is” tikt hij ter onderstreping heft op de tafel, “Een journalist heeft het binnen zijn bereik iemand kapot te schrijven. Hij zal zich echter terdege moeten realiseren dat het altijd om mensen gaat”. Daarbij kijkt hij je lang en doordringend aan.
“Baas” De Haan houdt van mensen en van de stad Groningen.

Faliekant verkeerd vindt hij het, dat hier alleen maar (?) jammerklachten gehoord worden. “Zo’n bestuurscommissie hè, daar zouden de plannen gemaakt moeten worden. Want dat we het zelf moeten doen is wel duidelijk. Maar laten we er dan ook eens mee beginnen. Die commissie moet hier de top zijn van de bestuurlijke, agrarische en industriële wereld. Nu is het veel te bestuurlijk, het functioneert niet”.
Weer tikt hij driftig met z’n vuist op tafel.

KERK

Volgend jaar krijgt Jan de Haan een zee van tijd tot zijn beschikking. Een deel daarvan staat de gereformeerde kerk ten dienste. In de wijk waar hij woont, staan vijf kerken: “Ik vraag me toch werkelijk serieus af; waarom hebben die kerkenraden niet het besluit genomen het beschikbare kapitaal gezamenlijk te besteden voor één groot wijkcentum. Daarin zouden voor de vijf kerken ruimtes kunnen worden uitgespaard voor erediensten e.d. Maar de bewoners van de wijk, en daar bouwen we toch de kerken voor, zouden er meer aan gehad hebben. In zo’n centrum kunnen ook een sportzaal, een bibliotheek, een recreatiezaal, een restaurant of café worden opgenomen”. Duidelijker kon hij niet zeggen dat de oecumenische gedachte hem bezighoudt.
‘t Is een klein stapje naar de huidige samenleving:

Drugs is een heet hangijzer. Voor mijn gevoel een vlucht. Ergens in het leven van die jonge mensen is iets wat ze niet aankunnen. Ze lopen er voor weg. Maar wijzelf, de maatschappij heeft hen tot zielepoten gemaakt. Voor hen is deze wereld een vreemd gebied, waarin ze niet kunnen of willen leven. Daar zullen we toch eens ernstig over na moeten gaan denken”.

Jan de Haan heeft er straks alle tijd voor om zijn gedachten op papier te zetten.

Zijn “geklede”grijze jas met witte das blijven een poosje aan de kapstok hangen. Ik wil hem tot slot één compliment maken: ook al moest hij overal met de bus, desnoods lopend, naar toe bij mijn weten hebben we op een persconferentie nooit moeten wachten, omdat Jan de Haan er nog niet was.

HARM VAN DEN BERG

(uit WINSCHOTER COURANT  - OOST -  GRONINGER DAGBLAD
Woensdag 29 december

Geen opmerkingen:

Een reactie posten